In het midden van de negentiende eeuw ontstaan Vrije Evangelische Gemeenten. Daarbij spelen een aantal factoren een rol: men wilde meer aandacht geven aan zending, zich verzetten tegen de overheidsbemoeienis met de kerk en men was bang voor vrijzinnige invloeden in de kerk. In 1881 verenigen vijf gemeenten zich in een Bond. Zij kiezen een logo en verwerken er de ICHTUS-belijdenis in: Jezus Christus, Zoon van God, Redder.
De Vrije Evangelische Gemeenten kenmerken zich door de volgende vijf punten, die als vingers van één hand bij elkaar horen.
1 Op jezelf, niet in je eentje
Vrije Evangelische Gemeenten hechten waarde aan de plaatselijke gemeente. Daar klopt het hart van de kerk. Je eigen directe omgeving is de eerst aangewezen plek om je in te zetten voor Gods Koninkrijk. Maar we hebben afgesproken dat we een aantal dingen samen doen, want zonder de ander zijn we niet compleet. We leren van elkaar, we doen dingen samen: zaken als zending en diaconaat, de kerkelijke opleiding, toerusting en de zorg voor voorgangers. Want we zijn wel op onszelf, maar we doen het niet in ons eentje.
2 Als je lid wordt, is het ook jouw gemeente
Het gaat in de gemeente om een persoonlijk geloof. Je wordt dus niet vanzelfsprekend lid van een gemeente. Nadat je als kind bent gedoopt, komt er een moment waarop je, geraakt door het evangelie van Jezus Christus, zelf kiest of je bij de gemeente wilt horen. Je belijdt je geloof in God. Omdat Jezus het Hoofd van de gemeente is, is de band met de gemeente er ook één van persoonlijke verantwoordelijkheid. De gemeente is bedoeld als gemeenschap die je daarin bemoedigt en ondersteunt. Je brengt er je eigen gaven en talenten in. Zo draag je bij aan de veelkleurigheid in de gemeente die een afspiegeling is van de veelkleurigheid van God zelf.
3 Iedereen is evenveel waard
God roept ieder mens op om het geloof om te zetten in dagelijks handelen. Rang, stand of afkomst spelen niet mee in de gemeente als het gaat om het werk dat we namens God doen. Onze huidskleur is niet bepalend en vrouwen en mannen zijn gelijkwaardig. Daarbij is iedereen even belangrijk: we gaan uit van het algemeen priesterschap van gelovigen. Voor bepaalde ambten (en functies) worden mensen uit het midden van de gemeente gekozen. Wij kennen twee speciale vormen van het algemeen priesterschap: ouderling en diaken. De uitoefening van het ambt is gebonden aan de gemeente en vindt ook plaats onder verantwoordelijkheid van die gemeente. Predikanten mogen sacramenten bedienen in alle gemeenten.
4 Iedere dag opnieuw bedenken wat je geloof betekent
Geloven is bewegen. Waar je bent en wanneer je leeft, kleurt je geloof. Daarom is iedere geloofsbelijdenis een momentopname. Een geschreven geloofsbelijdenis heeft nooit het laatse woord. God leidt ons door de Geest telkens weer tot nieuwe vormen van belijden. De bijbel daagt je uit iedere dag opnieuw te bedenken wat je geloof betekent. Zo kun je ook steeds rekening houden met wat God in de toekomst van jou verwacht en wat wij in de toekomst van God kunnen verwachten.
5 Kerk zijn doe je samen
Gelukkig hang het niet alleen van de Vrije Evangelische Gemeenten af. Op heel veel plaatsen in de wereld zijn geloofsgemeenschappen en kerken bezig om het evangelie zichtbaar te maken. Gemeenten en kerken hebben elkaar nodig. Het werkveld is te groot en te veelzijdig om alleen te bearbeiden. Dat geldt niet alleen plaatselijk, maar ook landelijk en internationaal. We hebben de wereld tot woning en we wonen er niet alleen. Kerk zijn doe je samen.